Zoek in het warmtepomp handboek
13.4 Opstellingsruimte binnendeel Monoblock
Er zijn een aantal belangrijke aspecten waar rekening mee gehouden moet worden bij het plaatsen van het buitendeel van de Dynamis Split warmtepomp.
13.4.1 Opstelling
- Installeer de uitlaatzijde niet tegen de wind in.
- Wandinlaten en beschermingskabels voor hydraulische leidingen en elektrische aansluitleidingen moet men maken zonder fittingen en zonder de ligging van de kabels te wijzigen.





13.4.2 Weersinvloeden
- Bij installatie op plaatsen die bloot staan aan wind dient men de windbelasting in aanmerking te nemen. Bij installatie van het buitendeel op een plat dak kunnen aanzienlijke windbelastingen ontstaan, afhankelijk van de windbelastingzone en gebouwhoogte. In dergelijke gevallen bevelen we de ontwerper aan de installatie van een onder-steunende constructie te voorzien, waarbij men rekening houdt met de vereisten van de norm DIN 1991-1-4.
- Overweeg bliksembeveiliging voor de buiten module.
- Houd bij het ontwerpen van een regenbescherming of dakbedekking rekening met de warmte inbreng (verwarmingsmodus) en de warmteafgifte (koelingsmodus) van het apparaat.
13.4.3 Condenswater
- Zorg voor een vrije afvoer van het condensaat. Maak eventueel een permanente grindbodem onder het buitendeel om het condensaat te laten intrekken.
13.4.4 Demping van materiaalgeluiden
- Voer de hydraulische aansluitingen met het buiten-deel uit door middel van flexibele aansluit slangen.
- Leg de elektrische aansluitkabels van het binnen en buitendeel spanningsvrij.
13.4.5 Installatie locatie
- Kies een plek met goede luchtcirculatie, zodat de uitstroom van gekoelde lucht en de instroom van warme lucht mogelijk is.
- Niet installeren in hoeken van ruimten, in nissen of tussen muren. Dit kan leiden tot het opnieuw aanzuigen van de afvoerlucht. Het beperken van een vrije luchtstroom kan leiden tot het opnieuw aanzuigen van lucht (recirculatie) en tot storingen in de werking van het apparaat, verslechtering van het rendement en als gevolg daarvan een toename van het elektriciteitsverbruik.
- Bij plaatsing in een zone die is blootgesteld aan krachtige wind, dient men te voorkomen dat de wind in het ventilatorgebied inwerkt. Krachtige wind kan de luchtstroom door de verdamper verstoren.
- Kies de installatieplaats zo dat de verdamper niet verstopt raakt door bladeren, sneeuw, enzovoort.
- Houd bij de keuze van de installatieplaats rekening met de wetten van de fysica met betrekking tot de voortplanting en weerkaatsing van geluid.
13.4.6 Minimumafstanden
- Niet monteren onder ramen of naast slaapkamer- ramen.
- Niet installeren in kelderputten of kuilen in het terrein.
- Bewaar minimaal 3 meter afstand tot kelderputten en ramen.
- Bewaar minimaal 3 meter tot voetpaden, terrassen, dakgoten of oppervlakken met beschermende coating. Bij buitentemperaturen onder 10 °C kan de afgevoerde, gekoelde lucht ijsvorming veroorzaken.
- Vermijd kortsluitingen van luchtstromen met ventilatieapparaten. Bewaar minimaal 3 meter afstand tot de aanzuigzone van ventilatieapparaten.De installatieplaats moet gemakkelijk toegankelijk zijn, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden.





