Zoek in het warmtepomp handboek
Categorieën
< Alle onderwerpen
Afdrukken

14.2 Weersafhankelijk regeling

Zowel de Masterwatt Dynamis Split als de Dynamis Monoblock warmtepompen hebben standaard een ingebouwde, weersafhankelijke regeling. Toch verschilt de exacte regeling van beide toestellen van elkaar. Hieronder lichten we de regeling voor beide types afzonderlijk toe.

14.2.1 Regeling Dynamis Split
De bijbehorende buitenvoeler die we standaard mee-leveren, dient men aan de noord- of noord-oostzijde van de woning te monteren op een positie waar deze niet direct in de zon hangt. De buitenvoeler meet de temperatuur op die positie en bepaalt op basis van deze informatie aan de hand van de gekozen stooklijn welke aanvoertemperatuur benodigd is. Doordat in de buffer een sensor aanwezig is die de temperatuur meet, weet de warmtepomp of hij moet bijverwarmen of niet. Bijverwarmen gebeurt alleen wanneer er op dat moment ook een actieve bufferperiode van toepassing is in het bufferprogramma.

Afbeelding 61: Ingestelde stooklijn

De stooklijn ziet eruit zoals op afbeelding 61. Door middel van drie parameters kan men de optimale stooklijn instellen. Met behulp van de parameter ‘inclinatie’ kan men de gewenste steilheid van de lijn selecteren. 0,2 is heel vlak, en hoe hoger men de inclinatiewaarde kiest, hoe steiler de stooklijn is. Een steile stooklijn zorgt ervoor dat de warmtepomp sneller een hogere aanvoer temperatuur moet maken. Voor vloerverwarming stelt men doorgaans inclinatiewaardes van 0,2 tot 0,8 in, terwijl men de waardes 0,8 tot 1,6 vaak voor lagetemperatuur-radiatoren gebruikt.
Met behulp van de parameter ‘niveau’ kan men de geselecteerde lijn verticaal omhoog of omlaag schuiven. Hierdoor kan men bijvoorbeeld een vlakke lijn (inclinatie 0,2) iets omhoog schuiven om over het algemeen een iets hogere aanvoertemperatuur te hebben.
Als derde parameter kan men de gewenste ruimte-temperatuur wijzigen, waardoor de stooklijn over de schuin getekende as verschuift. Wanneer men de ideale stooklijn voor de situatie instelt, kan men relatief gemakkelijk deze waarde iets aanpassen als men bijvoorbeeld tijdelijk een iets hogere of lagere temperatuur wil ervaren. De waarde voor de ruimtetemperatuur is een fictieve waarde en niet de exacte ruimte temperatuur. De warmtepomp weet immers niet hoe warm het in de ruimte is.

Wanneer men de regeling aan het instellen is, kan men op de knop ‘?’ drukken, waarmee men tips verkrijgen kan over het instellen van de stooklijn. Over het algemeen geldt: hoe lager men de stooklijn instelt, hoe efficiënter de warmtepomp is. Uiteraard moet dit niet ten kosten gaan van het comfort in de woning.

Tabel 13: Tips voor het instellen van de stooklijn
Tabel 14: Tips voor het instellen van de koellijn

In tabel 13 en 14 hebben we enige aanwijzingen gegeven om tot een optimale instelling van de stooklijn te komen. Let op, het is verstandig om de stooklijn eerst relatief laag in te stellen en vervolgens langzaam omhoog bij te stellen. Iedere keer een kleine stap. Wanneer men te grote stappen neemt, is het effect mogelijk al snel te groot.
Wanneer men meerdere temperatuurzones hanteert (bijvoorbeeld radiatoren en vloerverwarming), verwarmt de warmtepomp de buffer automatisch volgens de hoogst ingestelde stooklijn (radiatoren). Voor de zone met de lager ingestelde stooklijn (vloerverwarming) moet men een mengunit installeren om de lagere temperatuur te creëren. Iedere temperatuur heeft zijn eigen stooklijn.
Naast de stooklijn is er ook een optionele koellijn aanwezig (alleen wanneer men instelt dat men ook gaat koelen). Het instellen van de koellijn is een andere parameter, maar werkt min of meer op dezelfde wijze.

14.2.2 Regeling Dynamis Monoblock
De bijbehorende buitenvoeler die we standaard meeleveren, dient men aan de noord- of noord-oostzijde van de woning te monteren, op een positie waar deze niet direct in de zon hangt. De buitenvoeler meet de temperatuur op die positie en bepaalt op basis van deze informatie aan de hand van de gekozen stooklijn welke aanvoertemperatuur benodigd is. De meegeleverde ruimtevoeler kan men op een goede referentie-positie monteren, zodat de warmtepomp weet of hij de temperatuur overschrijdt of niet. Hierdoor kan de warmtepomp de pomp naar het afgiftesysteem uitschakelen wanneer de ruimtetemperatuur wordt overschreden.
Op basis van het geïnstalleerde afgiftesysteem selecteert men de gewenste stooklijn. Over het alge-meen houdt men voor vloerverwarming een vlakkere stooklijn (4 tot 8) aan dan voor radiatoren (8 tot 14). Elke temperatuurzone heeft een eigen stooklijn. De warmtepomp werkt naar een buffertemperatuur toe die past bij de hoogst geselecteerde stooklijn. Het verwarmingscircuit met een lagere stooklijn moet men terugmengen naar een lagere temperatuur met behulp van een meng-unit. De warmtepomp weet de temperatuur in de buffer bij benadering door middel van de ingebouwde retoursensor in het binnendeel. Op de aanvoer van elke zone moet men een (meegeleverde) temperatuursensor bevestigen, zodat de warmtepomp weet of hij de juiste temperatuur naar het verwarmingscircuit levert. Op basis van deze informatie zal de warmtepomp zelf in- of uitschakelen.


Indien men een vlakke stooklijn selecteert, kan men deze ook nog verticaal verschuiven met de parameter ‘offset’ van het desbetreffende verwarmingscircuit. Tevens kan men een maximale aanvoertemperatuur per verwarmingscircuit instellen, waardoor men de stooklijn horizontaal afsnijdt, zoals te zien is op afbeelding 62.

Afbeelding 62: Voorbeeld stooklijn


In tabel 15 hebben we aanwijzingen gegeven om tot een optimale instelling van de stooklijn te komen. Let op, het is verstandig om de stooklijn eerst relatief laag in te stellen en vervolgens langzaam omhoog bij te stellen. Iedere keer een kleine stap. Wanneer men te grote stappen neemt, is het effect mogelijk al snel te groot.

Tabel 15: Optimale instelling stooklijn
Inhoudsopgave
workspace contact offerte NTA8800