Zoek in het warmtepomp handboek
Categorieën
< Alle onderwerpen
Afdrukken

2.2 De warmtepomp

Een warmtepomp werkt op dezelfde manier, alleen dan met een koudemiddel. Een warmtepomp werkt met gasvormig koudemiddel en vloeibaar koudemiddel. Hij maakt dus alleen gebruik van de faseovergangen ‘verdampen’ en ‘condenseren’. De warmteopname vindt plaats bij lage druk (linkerzijde) met een laag kookpunt. Daardoor gaat het koudemiddel al koken bij lage temperatuur en verdampt totdat het geheel gasvormig is. Dit proces vindt plaats in de zogenaamde verdamper.


Daarna brengt de warmtepomp het gasvormige koudemiddel met behulp van een compressor op hoge druk. Hierdoor verschuift het kookpunt naar een temperatuur die hoger ligt dan de omgevingstemperatuur. Daardoor start automatisch de warmteoverdracht naar (in dit geval) de verwarmingsinstallatie. Tijdens dit proces begint het koudemiddel te condenseren. De warmtewisselaar waar dit plaatsvindt heet daarom ook wel de ‘condensor’.


Nadat het koudemiddel geheel gecondenseerd is, verlaagt de druk met behulp van een expansie ventiel, waardoor het kookpunt weer omlaag verschuift. Vervolgens herhaalt zich dit proces continu.
Doordat zowel de drukken alsook de temperaturen invloed hebben op de werking van het systeem, is het ook van groot belang dat alles goed op elkaar is afgestemd.


Wanneer bijvoorbeeld de condensor (rechterzijde van afbeelding 5) niet voldoende afkoelt door cv-water, zal het koudemiddel niet geheel condenseren. Daardoor blijft de druk hoger, kan vervolgens het expansieventiel de druk niet ver genoeg verlagen, waardoor de warm-teopname in de verdamper onvolledig is. Hierdoor wordt de efficiëntie van het systeem lager en kunnen mogelijk storingen optreden.

afbeelding 5: warmtestromen

Inhoudsopgave
workspace contact offerte NTA8800