Zoek in het warmtepomp handboek
Categorieën
< Alle onderwerpen
Afdrukken

6.5 Warmtepomp als enige opwekker?

Om uiteindelijk de juiste warmtepomp te selecteren, moet men ook kijken of de warmtepomp de enige opwekker is of dat er ook andere opwekkers aanwezig zijn. Eén van de redenen waarom er meer opwekkers zouden kunnen zijn, is bijvoorbeeld dat men de bovenverdieping met elektrische radiatoren verwarmt.
De warmtepomp hoeft die ruimtes dan niet zelf te verwarmen. De warmteverliezen van die betreffende ruimtes moet men dan ook op het totale warmteverlies in mindering brengen. Daardoor kan men een kleinere warmtepomp selecteren voor de benedenverdieping. Andere aanvullende warmteopwekkers kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • elektrisch verwarmingselement (mono-energetisch);
  • cv-ketel (hybride systeem);
  • stadsverwarming (hybride systeem).

6.6 Bètafactor

Op het moment dat er een aanvullende warmte opwekker aanwezig is, moet men vooraf bepalen in welke verhouding deze zal samenwerken. Deze verhouding noemt men de ‘bètafactor’. In onderstaande tabel ziet men de dekking van een warmtepomp en het elektrische element ten opzichte van deze bètafactor. De factor meerverbruik in deze tabel hebben we berekend op een gemiddelde jaar COP van de warmtepomp 3,5 [-]. Men ziet dat, indien men een bètafactor van 0,5 aanhoudt, en dus een warmtepomp kiest die 50% van het totaal benodigde vermogen heeft, deze warmte-pomp in 92% van de tijd genoeg vermogen heeft om de woning te kunnen verwarmen. Slechts in 8% van de tijd zal het elektrische element inschakelen om de woning op temperatuur te krijgen. Dit geeft in dit geval een factor meerverbruik van 1,2. Oftewel, men verbruikt 20% meer stroom dan wanneer men alleen de warmtepomp zou gebruiken.

Dekking van de warmtepomp en het elektrisch element ten opzichte van de bètafactor


Het lijkt op het eerste gezicht aantrekkelijk om dan een bètafactor van 1 te hanteren, aangezien dan het totale energieverbruik het laagst is. Hier is echter ook een andere invalshoek van toepassing. Wanneer de warmtepomp het vollastvermogen vermogen voor 100% dekt, kan deze bij een buitentemperatuur van -10 °C precies goed zijn vermogen kwijt. Echter in veel gevallen met een hogere buitentemperatuur heeft deze warmtepomp een te hoog vermogen. Tegenwoordig kunnen de meeste warmtepompen ook wel terug moduleren, maar daar zit ook een ondergrens aan. Wanneer deze ondergrens hoger ligt dan de benodigde warmte, zal dit resulteren in veel starts en stops.

Tijdens het opstarten verbruikt een warmtepomp relatief veel energie om de koudecyclus op gang te krijgen, terwijl hij hier slechts een heel klein deel nuttig van gebruikt voor de verwarming. Tijdens een stop is er nog heel veel energie in de koudecyclus aanwezig, die de warmtepomp ook niet meer effectief gebruikt. Hierdoor is de efficiëntie op dat moment een stuk lager. Een warmtepomp die relatief veel starts en stops maakt, zal daardoor een lagere seizoens-efficiëntie (SCOP) hebben.

Afbeelding 19. Starts en stops bij de Dynamis Split 8 kW.
Afbeelding 20. Starts en stops bij de Dynamis Split 12 kW.


In de grafiek hierboven ziet men (gele lijn) het warmte verlies van de woning ten opzichte van de buitentemperatuur. Men kan aflezen dat bij -10 °C een warmteverlies van 8 kW van toepassing is. Tevens staan de lijnen van het beschikbare vermogen in deze grafieken. De blauwe lijn is de boven- en de oranje lijn ondergrens van wat de warmtepomp aan vermogen kan leveren bij een bepaalde buitentemperatuur.


Op afbeelding 20 is een 12 kW warmtepomp geselecteerd, en op afbeelding 19 een 8 kW warmtepomp. Men ziet dat het 12 kW model zelfs bij -10 °C bijna heel de warmtevraag kan dekken, terwijl men bij het 8 kW model meer moet bijverwarmen bij de lagere temperaturen.
Aan de andere kant ziet men dat het 12 kW model bij 4 °C al te veel vermogen levert om continu te kunnen draaien, terwijl het 8 kW model dit pas vanaf 7 °C heeft.

Dit lijkt slechts een klein verschil, maar temperaturen rond de 6-7 °C komen in Nederland in het stook seizoen juist heel vaak voor en hebben daarom een grote invloed op de SCOP.
Aan de hand van bovenstaande kan men conclu-deren dat het in sommige gevallen beter is om een iets kleinere warmtepomp te selecteren. In de praktijk kiezen veel installateurs voor een bètafactor van 0,8.

Inhoudsopgave
workspace contact offerte NTA8800