8.2 Geluidsproductie door het buitendeel
Het buitendeel van een lucht-warmtepomp produceert het meeste geluid. Dit komt doordat hier onder andere de compressor en de ventilator(en) in zitten. Men heeft bij het buitendeel te maken met twee verschillende soorten geluidsoverdracht:
- geluidsoverdracht door lucht;
- geluidsoverdracht door contact (constructie en leidingen).
Deze twee verschillende soorten geluidsoverdracht lichten we hieronder verder toe. Verder geven we tips en aandachtspunten waarmee men over matige geluidsproductie zo veel mogelijk kan voorkomen.
8.2.1 Geluidsoverdracht door lucht
In de vorige paragraaf hebben we reeds uitgelegd hoe men het geluid van het buitendeel op een bepaalde positie kan berekenen. Dit gaat dus over het maximaal waargenomen geluid op een bepaalde afstand van de geluidsbron. Er zijn echter meer zaken die hier op van invloed kunnen zijn. In deze paragraaf gaan we verschillende aandachtspunten na die voor een optimale plaatsing kunnen zorgen. Het is belangrijk dat men het buitendeel goed plaatst. Neem daarom de volgende punten in acht.
Neem de minimale afstanden van het buitendeel tot de omliggende constructies in acht. Deze staan beschreven in de handleiding van het apparaat, maar ook voor de verschillende apparaten in Hoofdstuk 12 en 13 van dit boek. Het gaat hierbij voornamelijk om het feit dat de ventilator van de warmtepomp een grote luchtstroom op gang brengt. Wanneer bijvoorbeeld de afstand tussen de achterzijde van het buitendeel en een achterliggende muur te klein is, maken zowel de ventilator (die harder moet werken) alsook de luchtstroom zelf (die zich door een kleine doorgang moet persen) meer geluid.
Plaats, indien mogelijk, het buitendeel bij voorkeur niet direct nabij een muur, maar minimaal 3 meter er vandaan. Dit is een zogenaamde ‘vrije-veld-opstelling’ (richtfactor Q = 2) en deze vermindert het geluid sterk.
Plaats het buitendeel niet zondermeer in een bouwkundige nis. De in- en uitstromende luchtstromen kunnen mengen, waardoor de warmtepomp minder efficiënt werkt. Vervolgens moet deze harder werken, met meer geluid als consequentie. Daarnaast kunnen de wanden van de nis het geluid van rondom meer weerkaatsen, waardoor men dit aan de voorzijde als harder ervaart.
Plaats het buitendeel nooit in een zogenaamde ‘koekoek’, een bak tegen de buitenwand van de kelder.
Zorg dat het buitendeel nooit met de metalen montage voeten direct op een harde ondergrond staat. Wanneer harde materialen direct tegen elkaar geplaatst zijn, kunnen deze eerst iets lostrillen en vervolgens gaan resoneren. Gebruik daarom altijd een flexibele tussenlaag zoals Big Foots of geschikte trillingsdempers.
Een aandachtspunt bij het gebruiken van Big Foots is dat deze in de winter kunnen bevriezen. Dat is voor de Big Foots zelf geen probleem. Echter, de warmtepomp maakt meer geluid naar mate hij harder moet werken en als het vriest is dat juist net één van die momenten. Op dat moment doen de Big Foots minder goed hun werk geven ze meer trillingen door. Dit kan een reden zijn om niet alleen Big Foots te gebruiken, maar deze te combineren met zogenaamde trillingsdempers.
Hoewel het geluid van het buitendeel rondom uitstraalt, zal de richting van de luchtstroom het meeste geluid ontvangen (doordat de luchtstroom het geluid ook transporteert). Richt dus bij voorkeur niet de luchtstroom op de buren. Wanneer er een klacht optreedt, kan het soms ook helpen om het buitendeel net iets te verdraaien, waardoor het geluid bijvoorbeeld minder weerkaatst tegen een naastgelegen wand.
Monteer het buitendeel niet met de uitblaaszijde direct tegen de (meest voorkomende) windrichting in. Door harde wind die direct tegen de uitblaas richting in stroomt, kan de ventilator in onbalans raken en daardoor meer geluid veroorzaken.
Bedenk dat harde materialen het geluid makkelijker weerkaatsen. Wanneer een naastgelegen wand bijvoorbeeld begroeit is met planten of mos, is er minder weerkaatsing van het geluid, wat uiteraard gunstig is.
Ook harde ondervloeren weerkaatsen geluid. Hoewel een betonnen ondergrond of sokkel heel geschikt (en wenselijk) is om de warmtepomp op te monteren, is aan de uitblaaszijde een natuurlijke afwerking zoals gras of beplanting geschikter. Hoe meer geluid de omgeving rondom het buitendeel absorbeert, hoe minder overlast men er van ervaart.
Een warmtepomp gebruikt men ’s winters om de woning te verwarmen. De meeste mensen hebben dan niet zo veel problemen met iets meer geluid op het terras. Echter, wanneer men de warmtepomp ’s zomers ook gebruikt om te koelen, kan het geluid ineens erg hinderlijk zijn. Het is daarom aan te raden om (zo mogelijk en indien toegestaan) het buitendeel aan de voorzijde van de woning te positioneren, aangezien deze daar doorgaans minder overlast zal veroorzaken.
Zet het buitendeel nooit in de directe nabijheid van een slaap kamerraam.
Stel (indien mogelijk) een geluidsreductieprogramma in, waardoor de warmtepomp ’s nachts op een lager maximaal niveau draait. Indien een dergelijk programma niet aanwezig is in de warmtepomp, kan men ook de temperatuur in de ruimte (en daarmee ook de stooklijn van het afgiftesysteem) iets verlagen. Zo hoeft de warmtepomp minder vaak en hard in bedrijf te komen.
In sommige gevallen (als de woning goed genoeg geïsoleerd is en er voldoende vermogen beschikbaar is) kan men een geluidsreductieprogramma ook continu (dus ook overdag) activeren. Zo draait de warmtepomp meer continu op een lager vermogen.
Men kan er, in sommige situaties, om meerdere redenen voor kiezen om het buitendeel in een omkasting te plaatsen. Omkastingen zijn er in verschillende soorten en met verschillende doeleinden. Zo zijn er omkastingen die bedoeld zijn om het uiterlijk (esthetisch) te verbeteren, maar er zijn ook omkastingen die specifiek gemaakt zijn om het geluidsniveau te verlagen. Tussen de verschillende omkastingen kan een groot prijsverschil zitten. Echter, er zitten ook grote verschillen in de geluiddempende eigenschappen. Let hier goed op bij aanschaf. Er zijn ook aannemers die op nieuwbouwprojecten zelf een oplossing realiseren voor het plaatsen van het buitendeel. Zoals een schuurtje waarin men deze kan plaatsen. Men dient dan wel goed op te letten dat er zo min mogelijk extra luchtweerstand voor het buitendeel is en dat de luchtstromen (in en uit) niet met elkaar in kortsluiting komen.
Het voordeel van het gebruiken van een officiële, akoestisch dempende omkasting, is dat bekend is hoeveel geluid deze dempt. Hierdoor kan men daadwerkelijk aantonen dat de situatie op papier voldoet.
8.2.2 Geluidsoverdracht door contact
In deze paragraaf staan we stil bij een ander soort geluidsoverdracht, namelijk die door contactgeluid wordt veroorzaakt. Zoals eerder gezegd is geluid een trilling. Deze kan men verminderen door de trilling te isoleren of dempen. Deze twee begrippen lijken wellicht op elkaar, maar zijn daadwerkelijk anders. Dit vraagt om enige toelichting.
Om een trilling te isoleren, koppelt men de bron als het ware los van andere materialen die de trilling door kunnen geven. Dit kan bijvoorbeeld met trillingsdempers. Eigenlijk is de naam ‘trillingsdemper’ dus niet een juiste naam, want deze dempt de trilling niet, maar isoleert hem.
De draadeinden aan de onder- en bovenzijde zijn niet direct met elkaar verbonden, maar alleen indirect door het gevulkaniseerde rubber. Op het moment dat het bovenste draadeind gaat trillen, doordat men daar de warmtepomp op monteert, zal het draadeind deze trilling nauwelijks overbrengen op het onderste draadeind. Op elk montage-contactpunt kan men een dergelijke trillingsdemper monteren, waardoor men voorkomt dat contactgeluid zich verder verspreidt.
Een andere methode is het dempen van een trilling. Op het moment dat een bepaald materiaal gaat trillen, kan het de trilling geleiden of juist dempen. De mate waarin een materiaal trillingen dempt, is afhankelijk van de massa van dit materiaal. Over het algemeen geldt: hoe hoger de massa, hoe meer een materiaal in staat is om contactgeluid te dempen. Een houten dak dempt dus minder contactgeluid dan een betonnen dak. Trilling dempt men dus vooral en in de eerste plaats met massa. Bij het zoeken naar een geschikte positie voor het buitendeel, zoekt men dus bij voorkeur naar een positie waar genoeg massa is om zo veel mogelijk trillingen te absorberen (dempen). Vervolgens kan men het buitendeel zo veel mogelijk ontkoppelen met behulp van de genoemde dempers.
Bij plaatsing van het buitendeel op bijvoorbeeld een houten dak verzekert men zichzelf er eerst van of de constructie uiteraard sterk genoeg is om de gehele last te kunnen dragen. Vervolgens zoekt men een positie die zo dicht mogelijk bij de onderliggende draagmuur ligt, waardoor ook deze de trillingen kan dempen. Op de dakbedekking plaatst men bijvoorbeeld een laag betontegels (massa), waar men vervolgens het buitendeel op kan zetten met bijvoorbeeld rubberen Big Foots. Tussen het buitendeel en de Big Foots kan men desnoods nog rubberen trillingsdempers (als isolatoren) monteren.
Als laatste moet men ook nog rekening houden met trillingen en contactgeluiden die de leidingen, bekabeling, het water of koudemiddel doorgeven. Hieronder volgen een aantal aandachtspunten waar men op dient te letten.
Wanneer de leidingen waardoor het water (in het geval van de Monoblock) of koudemiddel (in het geval van de Split) stroomt door een muur of dak de woning in lopen, is het van belang dat deze de constructie zelf zo min mogelijk raken. Uiteraard dient men deze leidingen al goed te isoleren, in verband met condensvorming. Maar ook als deze isolatiemantel de constructie direct raakt, kan dit geluidsoverlast veroorzaken. Gebruik daarom eventueel een speciale, trillingvrije doorvoerbuis.
Er zijn ook artikelen om een pvc buis trillingsvrij door een wand te voeren. Vervolgens zou men de leidingen door de pvc buis kunnen maken, waarbij ze de wanden niet moeten raken. Daarna kan men met purschuim de leidingen fixeren en de doorvoer lucht-dicht afdichten. Let op, monteer de wanddoorvoer altijd op 2-5° afschot naar buiten toe.
Zorg er voor dat de leidingen niet onder spanning in en uit de doorvoer komen, maar met een ruimte bocht. Ook de aansluiting van de leidingen en kabels aan het buitendeel moeten niet onder spanning staan.
Bij Split warmtepompen kan het helpen (en zeker wanneer de totale leidinglengte korter dan 5 m is) om een expansiebocht in de (dikkere) heetgasleiding te buigen. Plaats na de ruime bocht uit de doorvoer eerst een beugel op de wand en fixeer hier de leiding mee. Vervolgens kan men de expansiebocht buigen. Let op, in de vloeistofleiding buigt men bij voorkeur geen expansiebocht, aangezien dit het teruglopen van de olie naar het buitendeel kan verhinderen.
Indien men de warmtepomp op een betonnen sokkel of plaat monteert die direct voor de gevel is geplaatst, plaats dan zo mogelijk een rubber matje of stuk isolatie tussen de fundering en de sokkel. Hierdoor ontkoppelt men deze van elkaar en is de kans op het doorgeven van trillingen lager. Gebruik voor het beugelen van de leidingen altijd beugels met rubber- of EPDM-inlage.
Sluit, in het geval van een Monoblock warmtepomp, het buitendeel bij voorkeur aan met flexibele leidingen of leidingcompensatoren.